Text aus dem Hauptfenster in Zwischenablage kopieren

7
men screue hoe vele zonden daghelics gheschien vut on
8
reynichlic spreken: hoe menich herte ter oncuusheden daer
9
mede verweckt zij: hoe vele onreynighe ghepeynsen oft
10
ghedachten daer af commende zijn: want een yeghelic an
11
hem seluen wel beseft: ende daer om seit Juuenalis satyra
12
vi. quotiens lasciuum interuenit illud zoe ke psyche quod
13
enim non excitet inguen vox blanda: zo wanneer datmen
14
oncuuschelic sprekende seit mijn leuen / mijn ziele / mijn her
15
tekin mijn liefkin / wat led magh hem omberoert ter on
16
cuusheid vinden: als die smeikende onreynighe tonghe
17
haer consten bedrijft
bedrijft ] bedrijst GW5066
: oft hij zegghen wilde ne gheene.
18
Het is nochtans een groote onbekentheit ende beestelicheit
19
inden mensche / dat hij dat led dat hem god tsijner eeren
20
ende verchiersele bouen allen dieren ghegheuen heeft: dat
21
is die tonghe die hij ghegheuen heeft om hem hier tyde
22
lic ende in den hemele eewelic te louene ende te danckene ende
23
ons begrijp deen den andren te kennen te gheuene: so om
24
betamelic mesbruuct tot aller onreynicheit ende oneeren=
25
ende nemet inden mond dat hij inde hand niet en soude
26
willen nemen. Ende nochtans eist dicwijle meerder zon
27
de ende ghemeynelic meerder zorghe ontsuuerlic spreken dan
28
onsuuerlic leuen: want die onsuuerlic spreect verwect ve
29
le lieden tot zonden ende die onsuuerlic leeft doet hijt hey=
30
melic alsoment meest doet zo mesdoet hij alleene met zij
31
nen gheselscepe. Elc sals hem dan wachten ende zonder=
32
lijnghe vrauwen willen zij eerbare gherekent zijn.
De leeraer.
33
ONsuuere tonghe onsuueren sin heeft
34
want elc vat vut gheeft naer dat het in heeft
35
wildij dan reynich zijn ende cuusch beuonden
36
Hebt herte: tonghe: ende v led ghebonden.
k iij

GW5066_0145_Paris_k3r